maandag 25 mei 2015

Elementen van het fiscaal recht V: de ondernemer

Er is een belangrijk onderscheid tussen het begrip ondernemer in de inkomstenbelasting en de ondernemer met betrekking tot de omzetbelasting.  We beginnen bij de inkomstenbelasting, waarbij verdergaande eisen aan de ondernemer worden gesteld dan bij de omzetbelasting het geval is.

Om het ondernemersbegrip allereerst af te bakenen: de inkomstenbelasting heeft (vanzelfsprekend) slechts betrekking op natuurlijke personen, inzake art. 1.1 IB 2001. De ondernemer in de inkomstenbelasting is dus altijd een natuurlijke persoon, die met eigen vermogen(sbestanddelen) de onderneming drijft en inkomsten in box 1 geniet. Rechtspersonen worden belast middels de vennootschapsbelasting, terwijl de inkomsten van aanmerkelijkbelanghouders/ directeur-grootaandeelhouders in box 2 tegen het tarief van 25% worden belast.

Artikel 3.4 IB 2001 definieert het ondernemersbegrip als volgt: onder ondernemer wordt verstaan: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Beide criteria, namelijk het feitelijk ondernemerschap en verbonden ondernemerschap, zijn ontwikkeld om te bepalen of er sprake is van fiscaal ondernemerschap.

De zelfstandigheidseis is te vinden in 3.5 IB 2001. Op grond van lid 1 is de onderneming in de inkomstenbelasting een zelfstandig uitgeoefend beroep; de ondernemer is volgens het tweede lid de beoefenaar van een zelfstandig beroep.

Uit de jurisprudentie blijkt uit welke kenmerken de onderneming dient te bestaan, om het feitelijk ondernemerschap te beoordelen.
Het gaat om een organisatie van kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het economisch verkeer, met:
- zelfstandigheid;
- duurzaamheid;
- winstoogmerk;
- een niet beperkte kring van afnemers.

De zelfstandigheidseis is te vinden in 3.5 IB 2001. Op grond van lid 1 is de onderneming in de inkomstenbelasting een zelfstandig uitgeoefend beroep; de ondernemer is volgens het tweede lid de beoefenaar van een zelfstandig beroep. Uit concrete omstandigheden wordt afgeleid of er sprake is van ondernemerschap. De grens tussen ondernemen en beleggen, zelfstandigheid en ondergeschiktheid is niet altijd eenvoudig te trekken. Problemen met de status van een dienstbetrekking (ondergeschiktheid) zonder gezagsverhouding, kunnen worden opgelost met de ficties die volgen uit artikel 3 en art. 4 Wet LB.
Een restcategorie, de resultaatgenieter, is te vinden in art. 3.90 IB 2001: het resultaat uit overige werkzaamheden is belast in box 1, maar kan niet worden aangemerkt als ondernemerschap voor de IB.

Het fiscaal ondernemerschap vereist voorts dat, zoals opgemerkt, de ondernemer rechtstreeks verbonden is voor verbintenissen betreffende de onderneming. De commanditaire vennoot en de maat zijn medegerechtigd (afgeleid ondernemerschap). Zij kwalificeren niet voor het verbonden ondernemerschap. Krachtens personen- en familierecht aan de onderneming verbonden personen vallen onder indirect ondernemerschap en zijn daarmee ook uitgesloten van het fiscale ondernemerschap.

Let op: de meewerkaftrek is een ondernemersfaciliteit. Het percentage van de winstaftrek wordt gebaseerd op het aantal uren arbeid binnen de onderneming, verricht door de partner van de ondernemer. Hierbij is bepaald dat de meewerkende partner geen vergoeding ontvangt. Enige vergoeding doet het recht op de meewerkafrek vervallen (hier zij opgemerkt dat een andere belastingconstructie in dat geval van toepassing is). Het behoeft geen uitleg dat de meewerkende partner niet als ondernemer kwalificeert en het urencriterium van art. 3.6 IB 2001 zodoende ook niet aan de orde is.

Wat is nu het gevolg van de kwalificatie `ondernemer´ in de IB?
We komen bij een voor de ondernemer belangrijke fiscale regeling: de ondernemersaftrek. De relatief kleine ondernemer in de IB kan daarnaast aanspraak maken op een slechts op de IB toepasbare vrijstelling (let op: hier onderscheidt de IB zich duidelijk van de Vpb!): de MKB-winstvrijstelling.

De ondernemersstatus wordt nagestreefd om het recht op de ondernemersfaciliteiten te verkrijgen. Schematisch kan art.3.2 IB 2001 als volgt worden weergegeven:

De belastbare winst is opgebouwd uit:

                  Winst
                                                                                           Verminderd met:
-                 Ondernemersaftrek (art. 3.74 IB 2001)      
                  Zelfstandigenaftrek (3.76)
                  Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (3.77)
                  Meewerkaftrek (3.78)
                  Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (3.78 a)
                  Stakingsaftrek (3.79)

-                 MKB-winstvrijstelling (3.79 a IB 2001)

                - - - - - - - - - - - - -- - - - - - - --
                = Belastbare winst uit onderneming

In art. 3.2 IB 2001 is bepaald dat de winst het gezamenlijke bedrag is van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit één of meer ondernemingen.

Het urencriterium is van toepassing op alle posten die onderdeel zijn van de ondermersaftrek, behalve de stakingsaftrek.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten