Er is een belangrijk onderscheid tussen het begrip ondernemer in de inkomstenbelasting en de ondernemer met betrekking tot de omzetbelasting. We beginnen bij de inkomstenbelasting, waarbij verdergaande eisen aan de ondernemer worden gesteld dan bij de omzetbelasting het geval is.
Om het ondernemersbegrip allereerst af te bakenen: de inkomstenbelasting heeft (vanzelfsprekend) slechts betrekking op natuurlijke personen, inzake art. 1.1 IB 2001. De ondernemer in de inkomstenbelasting is dus altijd een natuurlijke persoon, die met eigen vermogen(sbestanddelen) de onderneming drijft en inkomsten in box 1 geniet. Rechtspersonen worden belast middels de vennootschapsbelasting, terwijl de inkomsten van aanmerkelijkbelanghouders/ directeur-grootaandeelhouders in box 2 tegen het tarief van 25% worden belast.
Artikel 3.4 IB 2001 definieert het ondernemersbegrip als volgt: onder ondernemer wordt verstaan: de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Beide criteria, namelijk het feitelijk ondernemerschap en verbonden ondernemerschap, zijn ontwikkeld om te bepalen of er sprake is van fiscaal ondernemerschap.
De zelfstandigheidseis is te vinden in 3.5 IB 2001. Op grond van lid 1 is de onderneming in de inkomstenbelasting een zelfstandig uitgeoefend beroep; de ondernemer is volgens het tweede lid de beoefenaar van een zelfstandig beroep.
Uit de jurisprudentie blijkt uit welke kenmerken de onderneming dient te bestaan, om het feitelijk ondernemerschap te beoordelen.
Het gaat om een organisatie van kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het economisch verkeer, met:
- zelfstandigheid;
- duurzaamheid;
- winstoogmerk;
- een niet beperkte kring van afnemers.
De zelfstandigheidseis is te vinden in 3.5 IB 2001. Op grond van lid 1 is de onderneming in de inkomstenbelasting een
zelfstandig uitgeoefend beroep; de ondernemer is volgens het tweede lid
de beoefenaar van een zelfstandig beroep. Uit concrete omstandigheden
wordt afgeleid of er sprake is van ondernemerschap. De grens tussen
ondernemen en beleggen, zelfstandigheid en ondergeschiktheid is niet
altijd eenvoudig te trekken. Problemen met de status van een
dienstbetrekking (ondergeschiktheid) zonder gezagsverhouding, kunnen
worden opgelost met de ficties die volgen uit artikel 3 en art. 4 Wet
LB.
Een restcategorie, de resultaatgenieter, is te vinden in art. 3.90 IB
2001: het resultaat uit overige werkzaamheden is belast in box 1, maar
kan niet worden aangemerkt als ondernemerschap voor de IB.
Het fiscaal ondernemerschap vereist voorts dat, zoals opgemerkt, de ondernemer rechtstreeks verbonden
is voor verbintenissen betreffende de onderneming. De commanditaire
vennoot en de maat zijn medegerechtigd (afgeleid ondernemerschap). Zij
kwalificeren niet voor het verbonden ondernemerschap. Krachtens
personen- en familierecht aan de onderneming verbonden personen vallen
onder indirect ondernemerschap en zijn daarmee ook uitgesloten van het
fiscale ondernemerschap.
Let op: de meewerkaftrek is een ondernemersfaciliteit. Het percentage
van de winstaftrek wordt gebaseerd op het aantal uren arbeid binnen de
onderneming, verricht door de partner van de ondernemer. Hierbij is
bepaald dat de meewerkende partner geen vergoeding ontvangt. Enige
vergoeding doet het recht op de meewerkafrek vervallen (hier zij
opgemerkt dat een andere belastingconstructie in dat geval van
toepassing is). Het behoeft geen uitleg dat de meewerkende partner niet
als ondernemer kwalificeert en het urencriterium van art. 3.6 IB 2001
zodoende ook niet aan de orde is.
Wat is nu het gevolg van de kwalificatie `ondernemer´ in de IB?
We komen bij een voor de ondernemer belangrijke fiscale regeling: de
ondernemersaftrek. De relatief kleine ondernemer in de IB kan daarnaast
aanspraak maken op een slechts op de IB toepasbare vrijstelling (let op: hier onderscheidt de IB zich duidelijk van de Vpb!): de MKB-winstvrijstelling.
De ondernemersstatus wordt nagestreefd om het recht op de
ondernemersfaciliteiten te verkrijgen. Schematisch kan art.3.2 IB 2001
als volgt worden weergegeven:
De belastbare winst is opgebouwd uit:
Winst
Verminderd met:
- Ondernemersaftrek (art. 3.74 IB 2001)
Zelfstandigenaftrek (3.76)
Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (3.77)
Meewerkaftrek (3.78)
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (3.78 a)
Stakingsaftrek (3.79)
- MKB-winstvrijstelling (3.79 a IB 2001)
- - - - - - - - - - - - -- - - - - - - --
= Belastbare winst uit onderneming
In art. 3.2 IB 2001 is bepaald dat de winst het gezamenlijke bedrag is
van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit één of
meer ondernemingen.
Het urencriterium is van toepassing op alle posten die onderdeel zijn van de ondermersaftrek, behalve de stakingsaftrek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten