zondag 24 maart 2013

Weinig aandacht voor slimme scholier

Eerder deze week is het onderzoek, uitgevoerd door dr. S. Doolaard, door diverse media geciteerd.
Mevrouw Doolaard beweert dat docenten wel bereid zijn tot het bieden van extra lesstof voor `slimme´ kinderen, maar dit niet in de praktijk brengen.

Ruim voordat ik naar de basisschool ging, kon ik lezen en schrijven. Geheel uit eigen beweging. Ik gaf regelmatig aan de behoefte te hebben om iets nieuws te kunnen leren. Met alles was ik vroeg. Toen ik slechts vijf maanden oud was, begon ik mijn eerste woorden te zeggen. Ik keek graag naar gezichten en het leek, volgens mijn moeder, alsof ik voor die tijd al probeerde om woorden te vormen. Met 10 maanden had ik een aardige woordenschat. Ik was niet alleen leergierig, maar ook sterk op mensen gericht en vrolijk.

Mijn interesse in lezen en schrijven was, niet verwonderlijk, ook op jonge leeftijd al duidelijk. Ik kon zelfs al enkele Engelse woorden herkennen. Binnen korte tijd beheerste ik de tafels van 2 t/m 12. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

Behoefte aan extra stimulans
Ik heb zelf ervaren dat er in het onderwijssysteem weinig tot geen stimulans is voor bovengemiddeld intelligente kinderen. Op de kleuterschool heeft mijn docente aan mijn ouders gevraagd, of ik door haar geobserveerd mocht worden, t.b.v. haar studie Pedagogiek. Ze had `nog nooit zo´n intelligent kind meegemaakt´. De adjunct-directeur gaf mijn ouders het advies om een intelligentietest in Nijmegen af te laten nemen. Er is vaak opgemerkt dat ik waarschijnlijk hoogbegaafd ben.

Wat leverden alle adviezen en tests op? Niets. 
Docenten merkten weliswaar op dat ik extra materiaal aangeboden moest krijgen, maar ik kreeg uiteindelijk van geen enkele docent extra lesstof of begeleiding. Ik wilde lezen en schrijven, maar dat mocht niet, omdat de docente liever had dat ik- net als alle andere kinderen- meedeed met het knippen en plakken, het zingen van kinderliedjes en het spelen in de zandbak.
Ik had er echt geen plezier in, het was me allemaal te kinderachtig. Vaak zat ik op mijn plaats, verveeld te kijken naar de ravottende kinderen. Ik deed weinig moeite om de voorgeschreven opdrachten netjes af te ronden. Liever besteedde ik de vrije speelruimte aan tekenen en schrijven.

`Afstraffen´
In klas 1 (groep 3) kreeg ik vaak straf. Ik verveelde me wederom. Ik kon al lang schrijven en maakte graag grappen over de woorden die op het bord werden gespeld. Of ik las op een gekke manier `Veilig leren lezen´ voor.  Dan moest ik achter mijn stoel blijven staan. Schrijven ging vooral over het aanleren van het schoolschrift. Eenvoudige woorden uit de `Boom-Roos-Vis-methode´ moesten met lange krullen en vlaggetjes geschreven worden. Het interesseerde me weinig of het vlaggetje aan de `z´ wel mooi genoeg was. Wat ik namelijk wilde, was op mijn eigen tempo werken. Toen ik naar groep 4 ging (klas 2) had ik het wat dat betreft wel getroffen. Mijn lerares, mevrouw van Bodegom, was streng doch rechtvaardig. Zij kon volgens mij feilloos inschatten waar ik wel en niet goed in was. Helaas kregen we na een jaar een nieuwe  lerares. 

Op mijn tiende had ik het wel gehad met school. Ik zei: `Ik wil niet meer naar school´. Ik heb de basisschool echt als volkomen zinloos ervaren. Wat ik goed kon, hoefde ik niet te leren en wat ik minder goed kon, leerde ik niet door naar school te gaan. Dat heeft te maken met een gebrek aan kennis en kunde van een groot deel van de docenten. Ik kan echter niet ontkennen dat er, zoals in alle sectoren, ook mensen zijn die wél gezegend zijn met een gevoel voor rechtvaardigheid en een lading kennis. Mijn conclusie:  Als je geluk hebt, zul je een wijze en rechtvaardige docent treffen.

Het is verbazend hoe de extra ontwikkeling van vaardigheden zelfs bewust werd tegengehouden. In groep 6 (klas 4 in het oude systeem) mochten we geen Engels leren, omdat dat was voorbehouden aan de laatste klassen. Om over de basisbeginselen van het Frans en de exacte vakken nog maar te zwijgen. Let wel: ik gebruik in dit voorbeeld een school die zichzelf aanprijst als een school die de `individuele ontwikkeling van het kind stimuleert´.

Om nog even terug te komen op mijn moeite met rekenen: breuken, die waren lastig. Thuis had ik uitleg gekregen over breuken. Die uitleg kwam echter niet voor in het instructieboek van mijn docente. Ik had eindelijk door hoe ik met breuken moest rekenen, maar op die manier begreep de docente er weer niets van. Het moest namelijk wel volgens de methode die in haar boek stond, want daar kon ze zelf niet van afwijken. Om me antwoord te kunnen geven op mijn vragen, moest ze iedere keer in dat boek kijken. Toen de docente het boek een keer had laten liggen, las ik de complete tekst die ze zojuist letterlijk als zijnde `rekenles´ had gegeven voorgelezen (improvisatievermogen en inspelen op vragen, moeilijk?).

Regulier onderwijssysteem
In een regulier onderwijssysteem worden kinderen zoveel mogelijk als gelijk behandeld, want een gelijke behandeling = evenveel tijd en aandacht, wat wordt uitgelegd als een `eerlijke´ behandeling.
De lesstof wordt aangepast aan de meerderheid: is de meerderheid van een gemiddelde intelligentie of hebben de kinderen veel uitleg nodig, dan worden de moeilijkheidsgraad en het tempo afgezwakt. Echter, iedereen is anders en intelligentere kinderen raken eerder `te weinig geprikkeld´. Dit is een probleem wanneer het systeem een kind wegzet als `probleemkind´ of een kind met `concentratiestoornissen´.

Even een korte beschouwing van het Nederlandse onderwijsstelsel: gemiddeld wordt de basisschool in acht jaar doorlopen. Op een leeftijd van ongeveer twaalf jaar, gaan leerlingen naar het voortgezet onderwijs. De eerste twee of drie jaren van het voortgezet onderwijs - de brugklas of onderbouw - zijn voor het bepalen van het uiteindelijke vervolgniveau van de leerling.

Gezien de loop van dit onderwijsstelsel, vind ik het te begrijpen dat men kiest voor een gelijke behandeling (dus een gelijk tempo en gelijke lesstof). Denk aan het volgende: als de lesstof sneller zou worden behandeld, dan kan een leerling in theorie pakweg twee tot vier jaar voorsprong krijgen. Is dat wenselijk? Er blijft (dramatisch voorbeeld) geen lesstof meer over, de leerling gaat zich alsnog zitten vervelen en de eindexamens laten nog lange(re) tijd op zich wachten.

Minder gangbaar is dat de leerling reeds voor het bereiken van de vijftien- of zestienjarige leeftijd, het voortgezet onderwijs afsluit. Het komt voor, maar ik vraag me af in hoeverre een dergelijke voorsprong ook echt voordeel oplevert. De cognitie kan weliswaar goed ontwikkeld zijn, maar andere (hersen)gebieden dienen ook ontwikkeld en gestimuleerd te worden.

Nadelen
Waarom is een `reguliere aanpak´ toch zo nadelig voor het bovengemiddeld intelligente kind? Een gebrek aan stimulans zorgt voor verveling. Verveling zorgt vervolgens voor een mindere inzet. Het is bekend dat intelligente kinderen (evengoed volwassenen) onder de maat gaan presteren als de leeromgeving weinig prikkels biedt.
Niet zelden zakken intelligente mensen af naar een lager niveau dan het niveau waarvoor ze werkelijk geschikt zijn.

Ik benadruk dat opleidingsniveau geen graadmeter is voor intelligentie: iemand met vmbo-/ mavo-advies kan soms met gemak het Vwo bereiken, terwijl sommige leerlingen die boven hun prestatievermogen zijn ingeschat (havo of Vwo), eigenlijk op een lager niveau `thuishoren´. Het kenmerkende aan intelligente personen, is dat ze in staat zijn om (met een omweg) alsnog hun niveau te bereiken. In een gunstig geval geschiedt dit binnen een niet al te lange periode. Uit de praktijk blijkt echter dat onderpresterende leerlingen - zonder enige vorm van begeleiding- vaak langer blijven `steken´.

Het onderwijs zou efficiënter aangepakt kunnen worden. Wat ik graag had gezien, was respect voor het feit dat ik invulling wilde geven aan mijn eigen manier van leren. Redelijkerwijs kun je van een docent niet verwachten dat hij/ zij een alleskunner is, of van alles op de hoogte is. Wel kan er wat meer aandacht besteed worden aan- dan wel ruimte geboden worden voor- de interesses van het kind. Een docent kan zich, zeker sinds de komst van het internet, op de hoogte stellen van tal van onderwerpen en uitgebreider lesmateriaal aanbieden.

Nog iets anders..
Eigenlijk niet geheel van andere aard: het snel doorhebben van intenties van andere personen is onderdeel van een ruimer begrip dan "slechts" de cognitieve intelligentie. Al op zeer jonge leeftijd heb ik het als een redelijk eenzaam gevoel ervaren om het als als een van de weinige mensen door te hebben als iemand onoprechte intenties had. Ik maak het als volwassene nog steeds mee dat mensen schrikken als ik iets doorzie wat anderen (nog) niet doorzien of pas later tot een bepaald inzicht komen. Als ik merk dat iemand op achterbakse wijze handelt, dan kan ik niet de schijn ophouden.