zondag 23 november 2014

Wet aanpassing arbeidsduur (Waa)

Ik wil mijn arbeidstijden laten aanpassen. De werkgever dreigt met ontslag. Wat zijn mijn rechten?

In de regel is ontslag alleen mogelijk als de werkgever geldige ontslaggronden aanvoert. Hij zal aan moeten tonen dat er voldoende (functionerings)gesprekken zijn gehouden. De werkgever is verplicht om de  opzegging van de dienstbetrekking schriftelijk te motiveren. Verzet tegen eventueel ontslag is mogelijk. Neem zeker nooit zelf ontslag. Als er sprake is van wilsontbreken, kan het genomen ontslag worden teruggedraaid na een beslissing van de rechter- behoudens de omstandigheden van het geval.

In de praktijk zal de werkgever in eerste instantie weigeren om de arbeidstijden aan te passen. Voor weigering zijn echter zwaarwegende argumenten nodig. Het is aan de werkgever om aan te tonen dat het wijzigen van de arbeidsduur problematisch is. Veelal zal veiligheid als zwaarwegend (bedrijfs)belang worden aangemerkt- mits er verband is tussen de veiligheid en de functie van de werknemer.

Met de invoering van de Waa- de Wet aanpassing arbeidsduur- heeft de werknemer expliciet het recht gekregen om aanpassing van de arbeidstijden af te dwingen. De wet verbiedt ontslag naar aanleiding van een verzoek om wijziging van de arbeidsduur, zo is te vinden in art. 3 Waa. Enige uitzondering geldt voor bedrijven met minder dan tien werknemers.

De werknemer dient de volgende regels in acht te nemen:
  • Recht op aanpassing van de arbeidsduur ontstaat pas, wanneer de werknemer minstens één jaar in dienst is bij de werkgever;
  • Het verzoek om aanpassing dient minimaal vier maanden voor de gewenste datum van wijziging, schriftelijk te worden ingediend bij de werkgever. In het verzoek wordt precies aangegeven voor hoeveel uren en op welke dagen de wijziging gewenst is;
  • De werkgever dient één maand voor de datum van wijziging te reageren op het verzoek. Reageert de werkgever niet, dan kan de arbeidsduur worden aangepast conform verzoek.

zaterdag 15 november 2014

Bekende arresten en hun essentie





HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568:  De werking der relatieve rechten

HR 5 november 1965, NJ 1966, 136:
Gevaarzetting
(annotatie van mr. Scholten)

HR 17 november 1967, NJ 1968, 42:
Misbruik van recht en vertrouwen

HR 22 februari 2002, NJ 2002, 24:                                   
Immateriële schade/ shockschade

HR 17 april 1970, NJ 1971, 89:                                        
Misbruik van bevoegdheid

HR 14 november 1997, NJ 1998, 14:                                    
Gerechtvaardigd vertrouwen

HR 10 april 1981, NJ 1981, 532:
Informatieplicht
(annotatie: mr. van Schilfgaarde)

HR 17 december 1976, NJ 1977/241:                              
Misverstand

HR 22 oktober 2004, NJ 2006, 597:                                
Redelijkheid en billijkheid

HR 13 maart 1981, LJN: AG4158                                 
Aanvullende werking van het recht

HR 21 januari 1966, NJ 1966/183:                                   
Dwaling

HR 19 juni 1959, NJ 1960/59:                                         
Toekomstige omstandigheid
Dwaling voor rekening verkoper

HR 19 april 1967, NJ 1967/261:
Derogerende werking rechtsbeginselen
Toepassing exoneratieclausule