zondag 14 augustus 2016

De psychiatrische stoornissen: status mentalis en afweermechanismen

Status mentalis
De onderzoeksmethoden (anamnese, exploratie en observatie) worden gecombineerd om een zo volledig mogelijk beeld van de ziekte van de patiënt vast te stellen; vanouds wordt een driedeling gemaakt in cognitief-intellectuele functies, affectieve functies en conatieve functies (Trias psychica).

Kanttekening. De DSM V dient als hulpmiddel ter classificatie van de psychiatrische ziekte. Let wel, de DSM gaat uit van prototypen. Hoe adequaat zijn diagnoses over het algemeen? De zorgverzekeraar heeft in onze huidige maatschappij flinke invloed op het handelen van geneeskundigen. Artsen zien zich gedwongen om in een eerste gesprek met de patiënt al tot een (voorlopige) diagnose te komen. Het zal niet in alle gevallen al in het eerste gesprek duidelijk zijn welke psychiatrische diagnose op de patiënt van toepassing is- of dat er zelfs in het geheel geen sprake is van een psychiatrische aandoening. Ik heb tijdens mijn werk in een psychiatrisch ziekenhuis van artsen vernomen dat zij bij onduidelijkheid onder meer kiezen voor de diagnose "Angststoornis NAO", omdat deze diagnose vrij "neutraal" voorkomt: voor meerdere toepassing vatbaar. 

Daarmee is niet gezegd dat de DSM geen goed hulpmiddel zou zijn bij het stellen van een diagnose. De DSM heeft gezorgd voor een systematische indeling van de stoornissen op grond van objectieve kenmerken, waarbij het aanbrengen van nuances goed mogelijk is.

Systematiek diagnose en classificatie
De systematiek van diagnose en classificatie in de psychiatrie, bestaat uit symptomen (1), syndroomdiagnose (2), structuurdiagnose (3) en classificatie (4).

Hiërarchie psychiatrische syndromen
De syndromen worden als volgt gerangschikt:

1. Cognitieve stoornissen (organisch);
2. Psychotische stoornissen (psychotisch);
3. Affectstoornissen (psychotisch-neurotisch);
4. Angst en dwang (neurotisch);
5. Stress- en aanpassingsstoornissen (neurotisch);
6. Somatoforme stoornissen (neurotisch);
7. Conatieve stoornissen (neurotisch);
8. Persoonlijkheids- en ontwikkelingsstoornissen (psychotisch-neurotisch).

Structuurdiagnose
In de fase van de structuurdiagnose, wordt op grond van neurobiologische en psychosociale factoren, de causaliteit van de psychiatrische ziekte onderzocht, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen:
1. Predisponerende factoren;
2. Luxerende factoren;
3. Onderhoudende factoren.
 
De afweermechanismen van de psychiatrisch patiënt
Om het psychiatrisch lijden aan te kunnen of om psychiatrische problematiek tegenover de buitenwereld te ontkennen, maken psychiatrisch patiënten veelal gebruik van afweermechanismen. De patiënt kan pogen om de arts te misleiden door de ernst van de stoornis te bagatelliseren en het dagelijks leven en de omgang met andere mensen positiever voor te stellen dan in de praktijk het geval is; het vergt een kundig psychiater om daar doorheen te prikken.

Algemeen erkende psychische afweermechanismen zijn:


1. Psychotische afweermechanismen (immature afweermechanismen)
1. Projectie van wanen op situaties of op andere personen. Eigen psychiatrische kenmerken worden toegeschreven aan een andere persoon. Het gebruik van dit mechanisme is problematisch voor de leefomgeving en de directe sociale kring van de psychiatrisch patiënt, omdat de patiënt intensieve "haatcampagnes" kan voeren tegen een willekeurig doelwit;
2.Ontkenning van het psychisch lijden;

2. Isolatie van het affect;

3. Altruïsme. Een gedeelte van de patiëntenpopulatie neigt er sterk naar te handelen uit zogenaamde "naastenliefde", terwijl er in werkelijkheid puur vanuit de eigen problematiek wordt gehandeld. De patiënt vereenzelvigt zich met de doelgroep waarvoor hij zich inzet of hij heeft behoefte aan erkenning en waardering;

4. Fantasie. Bij pseudologia fantastica is de leugenaar (pseudoloog) zich bewust van de onwaarheden die hij of zij verspreidt. Een net van verzinselen wordt ingezet om de werkelijkheid te verdoezelen. Het immature afweermechanisme van de fantasie komt vaak mede tot uiting in sterke religieuze overtuigingen;

5. Introjectie en identificatie. De psychiatrisch patiënt identificeert zich met personen om de eigen onvermogens te compenseren. Andere personen kunnen worden gemobiliseerd, omdat de psychiatrisch patiënt de eigen ziektesymptomen in de ander herkent;

6. Idealisering. Aan andere personen worden overdreven positieve eigenschappen toegeschreven, personen of situaties kunnen worden verheerlijkt;

7. Ongedaanmaking. Religieuze rituelen, zoals boetedoening, kunnen worden ingezet als methode om het psychisch lijden te ontkennen;

8. Loochening;

9. Dissociëren;

10. Verschuiving. Er wordt een onderwerp gekozen om de psychiatrische problematiek te "verplaatsen". Zie de samenhang met projectie.

Let erop dat afweermechanismen op zichzelf nooit een diagnose op kunnen leveren, maar dat typische afweermechanismen wel degelijk indicatief kunnen zijn voor de onderliggende psychiatrische aandoening. De fase van de structuurdiagnose leent zich uiteraard voor een uitgebreid onderzoek naar het causaal verband tussen diverse factoren en de status mentalis.


woensdag 10 augustus 2016

Neurowetenschappen: de bouw van het neuron, een introductie

Nucleolus- ontwikkeling van het rRNA
In de nucleus bevindt zich de nucleolus, de kern, die uitsluitend voorkomt in de cellen van eukaryoten.  De nucleolus is de omgeving voor de transcriptie van ribosomaal RNA (rRNA). De samenstelling van de ribosomen begint met de beschrijving van het pre-rRNA door RNA-polymerase I. De genen die ribosomale eiwitten coderen, worden buiten de nucleolus beschreven door RNA-polymerase II. De ribosomale eiwitten worden van het cytoplasma getransporteerd naar de nucleolus, waar zij met het rRNA worden samengesteld, om vervolgens preribosomale deeltjes te vormen; in het cytoplasma worden de actieve ribosomale subunits 40s en 60s vrijgelaten.

Mitochondrion
Het mitochondrion is opgebouwd uit een buitenste membraan met porines. De buitenste membraan laat kleine moleculen door (de laag is permeabel); de intermembrale ruimte bevat daardoor veelal dezelfde stoffen als het cytosol. Aangezien de binnenste membraan impermeabel is, bevat de matrix een strikte selectie van moleculen. De matrix bevat de eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de citroenzuurcyclus. De citroenzuurcyclus is een anaerobisch proces, waarbij de producten van glycolysis,  worden gedissimileerd tot CO2 en H2O. De tijdens de citroenzuurcyclus ontstane metabolieten NADH en FADH2 betreden de elektronentransportketen, waar hun energie de productie van ATP, adenosinetrifosfaat, aanzwengelt.

De binnenste membraan vervult een belangrijke functie in de oxidatieve fosforylering. De lading in de elektronentransportketen (ETC, respiratory chain) resulteert in  negatieve lading in de binnenste membraan; de negatieve lading trekt H+-ionen aan, over de matrix, tot de intermembrale ruimte.


Het neuron, globaal beschreven
In het soma bevindt zich de nucleus. Er zijn twee soorten uitlopers: de dendrieten die de import van prikkels verzorgen, en de neurieten, één axon per neuron. Signalen worden geleid naar gelang het neuron afferente (= van periferie naar CZ) of efferente (= van CZ naar periferie) werking heeft.

De zenuwvezels in de periferie zijn omhuld met neurolemma (schede van Schwann). Tussen de zenuwvezel en het neurolemma bevindt zich in sommige gevallen tevens de myelineschede. De myelineschede wordt over de lengte van de zenuwvezel geregeld onderbroken door de insnoering van Ranvier.
I. Nucleolus II. Nucleus III. Mitochondrion IV. Axon V. Myelin sheath (Schwann cell) VI. Ranvier node VII.Axon terminal VIII. Axon hillock IX. Dendrites X & XI Telodendria & Axon button
In het CZ hebben de zenuwvezels géén neurolemma, omdat het CZ voldoende bescherming biedt: de zenuwvezels zijn gelegen in de glia. De myelineschede is in het CZ wél aanwezig; deze wordt in de hersenen en het ruggenmerg herkend als witte stof.


De Nissl-substantie, voorkomend in het perikaryon en grote dendrieten (niet in neurieten!), bevat het ruw endoplasmatisch reticulum en de vrije ribosomen.

Typen neuroglia
Astrocyten (macroglia) reguleren het ionisch milieu, zij zijn gedeeltelijk verantwoordelijk voor de handhaving van de synaptische transmissie; ook vormen zij mede de membranen van de bloed-hersenbarrière;
Oligodendrocyten verzorgen de vorming en het onderhoud van myeline;
De microgliacellen zijn primair belast met de opruiming en reparatie van beschadigde weefsels. Recent onderzoek lijkt aan te tonen dat microglia bijdragen aan de handhaving van synapsen en de nociceptie (zie Graeber, 2010).

Beschadiging neurieten
Nog enkele opmerkingen met betrekking tot neuronen. Houd de termen anterograad (van het soma) en retrograad (naar het soma) gescheiden. Bij een laesie van de neuriet treedt in het centrale zenuwstelsel geen herstel op. In de periferie is wel sprake van regeneratie. Vermoedelijk hangt het ontbreken van regeneratie van neurieten in het CZ, samen met het anatomisch-fysiologische "bouwplan" van het organisme; regeneratie zou een verstoring in de indeling kunnen opleveren.