zaterdag 11 mei 2013

Voortijdig schoolverlaten (VSV)

Schooluitval als maatschappelijk probleem

Eind 2008/ begin 2009 heb ik een stuk geschreven over de toenmalige aanpak van schooluitval en uiteindelijk het voortijdig schoolverlaten (VSV). Ik heb met meerdere instanties contact opgenomen om dit verschijnsel in een breder perspectief te plaatsen. Om de onderzoeksgroep af te bakenen, heb ik me beperkt tot de beroepsopleidingen.

Op mijn actualiteitenblog heb ik enkele berichten geplaatst over de huidige aanpak van schooluitval. Ik betwist deze aanpak, waarbij sancties een stimulans zouden moeten vormen om de leerling terug in de schoolbanken te krijgen en kwantiteit boven kwaliteit prevaleert.

Ik ben sterk geïnteresseerd in het onderwerp. Dat het zo belangrijk is om uitval op een juiste manier aan te pakken, liefst een aanpak op maat van de leerling/ student, heeft de volgende redenen: uitvallers betalen een hoge prijs (studieschuld) en in tijden van economische moeilijkheden schuift de werkgever een cv zonder de juiste diploma´s eerder aan de kant.
 

Waarom is het belangrijk dat jongeren geen VSV worden?

Vanuit sociaal-economische beschouwing:
  • Jongeren die hun opleiding niet afronden, hebben een grotere kans om in de WWB (Wet Werk en Bijstand, ofwel de Algemene Bijstand) terecht te komen.
Vanuit sociale beschouwing:
  • Geen diploma beperkt de kansen op de arbeidsmarkt. In het geval van wél ongediplomeerd in de arbeidsmarkt terechtkomen, zijn de inkomens vaak lager;
  • Als gevolg van het ongediplomeerd zijn, zijn jongeren kansarmer (of beschouwen zij zichzelf als kansarm). Zij zijn eerder geneigd (ook door gebrek aan dagstructuur) de dag op straat door te brengen en vaak overlast te veroorzaken, evenals de criminaliteit in te gaan.

Grofweg gezegd zijn gediplomeerden beter voor de economie, want hoe hoger de opleiding, des te beter betaald de arbeid, als gevolg daarvan een hogere belastingschaal; uiteindelijk betaalt een gediplomeerde of hogeropgeleide, meer belasting dan een lageropgeleide of ongediplomeerde. In het geval van VSV is het halen de laagste kwalificatie dan ook niet gewenst: het behalen van niveau 1 van het MBO wordt ook aangerekend als VSV, indien de leerling niet verder gaat studeren.


Wat zijn de gevolgen van schooluitval?

Volgens het rapport `Kosten en baten van voortijdigschoolverlaten´ zorgt schooluitval ervoor dat talent niet voldoende ontwikkeld wordt en de economische benutting van dat talent achterblijft. Voor de samenleving is het een nadeel dat uitvallers een beroep doen op `verzorgingsarrangementen´ en er minder draagkracht is om die verzorgingsarrangementen te betalen (wat dat inhoudt laat zich raden: er moet volgens het ministerie van OCW gemeenschapsgeld uitgegeven worden aan uitkeringen of aan trajecten om de uitvaller weer terug op school te krijgen. Daartegenover staat de uitvaller die, indien werkloos, geen belastingen afdraagt voor de genoemde verzorgingsarrangementen).
Criminaliteit en hangjongerengedrag zijn tevens veelgenoemde bijkomstige problemen van de jeugd zonder opleiding en werk.

Een indirect gevolg van het eerder afbreken van de opleiding

Studieschulden
Studiefinanciering bestaat uit vier onderdelen:
- de basisbeurs
- de aanvullende beurs
- rentedragende lening
- collegegeldkrediet (alleen voor het hoger onderwijs beschikbaar)

MBO en studieschuld
Tot 2005 was Studiefinanciering in het Middelbaar Beroepsonderwijs vrij van risico´s.
De basisbeurs en aanvullende beurs waren een ´gift´; als het diploma niet behaald werd, hoefde er niets terugbetaald te worden.
Alleen in het Hoger Beroepsonderwijs gold de zogeheten prestatiebeurs, hierna verder toegelicht.
Na 2005 is besloten om alleen nog aan MBO niveau 2 risicovrije Studiefinanciering te verlenen.


Welke achtergronden van VSV komen er naar voren, wat betreft onderzoek?
Achtergrond van voortijdig schoolverlaters in het MBO volgens het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP):

  • Het risico hangt sterk samen met opleidingsniveau; op niveau 1 vertrok in 2005/2006 ruim 35% in de bol (meer theorie dan stage) en meer dan 40% in de bbl (meer stage dan theorie) de opleiding. Niveau 1 wordt overigens niet aangemerkt als startkwalificatie en leerlingen die niveau 1 behalen, tellen mee als VSV (indien zij niet verder studeren).
    Op niveau 2 vertrok 15% van de opleiding. Het laagst is de uitval bij niveau 4, waar jaarlijks 5% uit de opleiding vertrekt;
  • De uitval ligt het hoogst in de economische en technische opleidingen, waar gemiddeld 10,5% tot 11% uitvalt. De uitval is het laagst in zorg en welzijn, waar gemiddeld 7% uitvalt. Opleidingsniveau maakt in dit geval niet uit; op niveau 2,3 en 4 is deze zelfde ontwikkeling terug te vinden;
  • Veel uitvallers in de beroepsbegeleidende leerweg (meer stage dan theorie) zijn 23 jaar en ouder. Ruim de helft van de uitvallers in deze leerweg is ouder dan 22 jaar;
  • Opleidingen met een drempelloze toelating hebben een kwart leerlingen zonder diploma op de laagste niveaus; de hogere niveaus tellen 10% ongediplomeerde leerlingen. Het gaat hier om leerlingen die vanuit havo zonder diploma zijn ingestroomd, om leerlingen die vanuit een lager MBO-niveau zijn ingestroomd of zelfs geen vmbo-diploma hebben.

Bij de oorzaken van schooluitval wordt de nadruk door het SCP gelegd op de keuze van een opleiding.
Zo´n 30% van de leerlingen heeft na het vmbo slechts gedeeltelijk een idee over de eigen beroepsvorming en één op de zeven leerlingen heeft zelfs geen enkel idee.
Een onderontwikkeld beroepsbeeld heeft vaak negatieve gevolgen; het niet geplaatst worden in de juiste opleiding, de kans dat de opleiding niet bij de interesse past, vaker van opleiding wisselen en uiteindelijk uitval.

In een onderzoek uit 2003 (van Lieshout), gehouden onder jongeren, komt naar voren dat het schoolklimaat ook van invloed kan zijn op uitval. Uitgevallen jongeren geven aan weinig interesse en steun van hun opleiding te hebben ondervonden. Persoonlijke factoren van de jongeren zelf worden minder als reden genoemd.

Risicosituaties

Volgens de Typologiesamenvatting, een onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCW, komen de volgende risicosituaties naar voren :

  1. Probleemsituatie thuis: onrustig of onprettig leefklimaat;
  2. Onprettig schoolklimaat: pesten of ruzies met leerkrachten/leerlingen;
  3. Tegenvallende prestaties of een verkeerde opleidingskeuze;
  4. Arbeidsmarktgeörienteerdheid: de wil om zo snel mogelijk de arbeidsmarkt op te gaan;
  5. Niet-weters: (nog) niet weten welke opleiding te gaan volgen;
  6. Zorgplicht thuis;
  7. Primair ongemotiveerd: totaal geen ambities op het gebied van opleidingen;
  8. Strafrechtelijke achtergrond.

Uit interviews met de doelgroep (om inzicht te krijgen in de belevingswereld) komen de volgende 10 factoren naar voren:
  1. Jongeren zijn op zoek naar structuur en hechting binnen het onderwijs. Zij hebben vaak behoefte aan betrokkenheid vanuit de school, ook bij persoonlijke problemen;
  2. Risicomomenten tijdens de overgang van het vmbo naar het MBO. Jongeren verdwijnen buiten beeld op het moment dat zij zich niet (meer) aan kunnen melden voor een vervolgopleiding of wanneer zij geen stage kunnen vinden;
  3. Multi-problem gezinnen: gewelddadige ouders, verslavingsproblemen en trauma´s;
  4. Een psychologisch persoonlijk kenmerk van voortijdig schoolverlaters kan zijn dat zij minder het gevoel hebben het leven zélf te kunnen sturen, hier `locus of control´ genoemd;
  5. Sociaal-economische factoren: ouders zijn laagopgeleid of hebben weinig vermogen om problemen bij hun kinderen te constateren en professionele hulp in te schakelen. Ook wordt er met betrekking tot de opleiding weinig stimulans geboden vanuit de ouders;
  6. Herrieschoppers en geruislozen: problematische jongeren die duidelijk van zich laten horen door bijvoorbeeld de confrontatie op te zoeken, slagen er vaker in om een oplossing vanuit school geboden te krijgen. Introverte probleemjongeren die niets van zich laten horen, verdwijnen vaak geruisloos van hun opleiding;
  7. Spanningsveld leren-werken: na problemen in het onderwijs te hebben ervaren, worden veel jongeren getrokken om te gaan werken. De wens tot werken wordt door de BBL (Beroepsbegeleidende Leerweg, meer stage dan werken) beantwoord, maar de wens om geld te verdienen, (nog) niet voldoende;
  8. Pestproblematiek/onprettig schoolklimaat: vaak vanuit een onveilige thuissituatie zijn jongeren óf kwetsbaar voor pesterijen, of zij zoeken juist ruzie en gaan zelf pesten. Hoewel dit zich in het MBO, eerder dan duidelijke pesterijen, zal uiten in confronterend gedrag/ het provoceren van ruzies;
  9. Tijdelijke uitval kan heilzaam zijn: door eenvoudig werk te doen, kunnen jongeren tot het inzicht komen dat een diploma belangrijk is om een verdere carrière te ontwikkelen;
  10. Vluchten in het gebruik van softdrugs: enkele schoolverlaters vluchten in het gebruik van softdrugs, om verder niet na te hoeven denken, geen verantwoordelijkheidsgevoel te hebben en geen doelen te hoeven stellen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten