Een eerste biologische benadering van schizofrenie..
Vroeger was de psychiatrisch patiënt veroordeeld tot een uitzichtloos bestaan in de dolhuyzen: bedrust was het devies- de aanpak bestond uit het vastsnoeren van de patiënt aan het bed, eventueel met een muilkorf, hoofdkap of zelfs kooi om de "dolle" patiënt te isoleren (Google maar eens op "Maasoord Krankzinnigeninstituut"- het is vreselijk om te zien hoe de psychiatrisch patiënt werd behandeld vanwege een gebrek aan wetenschappelijk inzicht).
Was de aandoening een teken van God, een zwakte in het karakter, had de dolle mens niet voldoende wilskracht om zich normaal te gedragen? Eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw werden dan eindelijk de fysiologische kenmerken geëxploreerd, na een vroege constatering dat syfilis ten grondslag zou liggen aan de ziekte. Een biologische benadering van schizofrenie was hoopgevend voor de gehospitaliseerde patiënt, die in de toekomst niet langer aan bed geketend zou zijn. Helaas moest nog een flinke horde worden genomen: in de jaren '50 en '60 won de lobotomie aan populariteit, met alle gevolgen van dien voor de psychiatrisch patiënt.
Relatief recentelijk (jaren '90) zijn er veel vindingen gedaan op het gebied van genetica.Waarom zo laat? Er was geen consensus over de weging van de genetische component. Er is een genetische component verbonden aan schizofrenie, maar epigenetica en andere factoren (extern milieu) zijn mede bepalend voor de expressie van de ziekte. Opvallend is de functioneel-anatomische component van schizofrenie: de hersenen van een schizofreen vertonen een ander beeld dan de hersenen van de gezonde referentiegroep, zoals zal worden besproken aan de hand van verschillende onderzoeksresultaten.
Symptoombeschrijving
De patiëntenpopulatie met schizofrenie vertoont onder meer de volgende kenmerken: zelfoverschatting, grootheidswaanzin, obsessief denken en bizar handelen (godsdienstwaanzin, paranoïde gedrag, ritueel handelen) paralytische dementie (zoek in de wetenschappelijke database op "frontotemporale dementie", M.B.), delusies, slecht beoordelingsvermogen, gebrek aan zelfevaluatie en excessieve/ abnormale myosis. Het klinisch-neurologisch beeld is dat de motorische coördinatie is geaffecteerd; bij schizofrene participanten wordt het gebrek aan soepel verlopende oogbewegingen geconstateerd (zie Torrey et al, 1994; bevestigend is het onderzoek van Avila et al, 2006).
De positieve symptomen, acquisitief, zijn aan de psychose gerelateerde verschijnselen: hallucinaties, delusies, desorganisatie in denken en spraak en het vertoon van bizar gedrag.
Negatieve symptomen duiden op het verlies van normale functies, of het gebrek daaraan, gelieerd aan de emotionele disregulatie (gebrek aan emotionele expressie, apathische gezichtsuitdrukking, anhedonia) en verminderde motivatie (alogia en avolitie, ziekte-inherent).
Epidemiologie
Verhoogd risico onder:
* migranten;
* stedelingen;
* cannabisgebruikers (correlatie DRD2 en AKT1, zie http://www.nature.com/articles/npjschz201525)
Predispositie: neurobiologische factoren
Erfelijkheid: 40-80% monozygote tweelingen, 17% broers/zussen, 17% dizygote tweelingen, 13% kinderen;
Genetische factoren neurale organisatie: DISC1, BDNF, AKT1, NRG1 (abnormaliteit dendronale ontwikkeling (spines));
Aanvang: adolescentie, correlatie met volgroeiing frontale cortex;
Cerebrale differentiatie
Verschil in structuur en functionaliteit corpus callosum;
Corticale abnormaliteit: verlies tot 4% per jaar van substantia grisea (MRI: zie vnl. temporaal, frontaal en pariëtaal) bij adolescenten;
Ventriculaire abnormaliteit, vergroting. Algehele hersenvolume niet geaffecteerd bij expressie van DISC1; ventriculi cerebri ten koste van cerebrum;
Reductie prefrontale synaptische densiteit;
Hypofrontaliteit: gereduceerde metabolische activiteit (evaluatie: Minzenberg, 2009)
Dopamine-hypothese
Suppressie van positieve symptomen door dopamine-antagonisten (chlorpromazine/ haloperidol, 1950). Blokkade van de D2-receptor. Toepassing van amfetaminen: vertoon van positieve symptomen bij accumulatie van dopamine in synaptische transmissie bevestigt dopamine-hypothese.
Contra-indicaties:
Tijdsspanne effect blokkade dopaminereceptoren (uren) en verdwijnen positieve symptomen (weken);
Atypische antipsychotica: clozapine blokkeert 5-HT25-receptoren. Typische en atypische antipsychotica zijn gelijkelijk effectief (vgl. Jones et al, 2006).
Toediening clozapine kan de exocytose van dopamine in de frontale cortex doen toenemen, waarbij de symptomen van schizofrenie juist worden gereduceerd;
Supplementair L-dopa: reductie symptomen schizofrenie.
Bronnen: "Mechanisms underlying psychosis and antipsychotic treatment response in schizophrenia" ( in vivo, blokkade striatale D2/D3-receptoren) & "Dopamine dynamics during {...} clozapine compared with haloperidol". Zoeken via Pubmed advanced, vrij downloaden voor studenten en medewerkers Erasmus MC via de medische bibliotheek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten