WvSr:
Artikel 268
1Hij die opzettelijk tegen een bepaald persoon bij de overheid een valse klacht of aangifte schriftelijk inlevert of in schrift doet brengen, waardoor de eer of goede naam van die persoon wordt aangerand, wordt, als schuldig aan lasterlijke aanklacht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Vgl. in verband met de valse klacht of aangifte de laster en smaad, strafbaar gesteld in art. 261 Sr.
Hierbij dient gewezen te worden op de strafverhoging in geval van recidive: de maximumstraf wordt dan met een derde verhoogd.
De primaire valse aangifte en laster, alsmede de valse getuigenverklaring, dient men niet licht op te vatten. Getuigen dienen op de terechtzitting nogmaals verklaring af te leggen.
Laster- en smaadzaken, alsmede zaken betreffende de valse aangifte, worden niet slechts op strafrechtelijke wijze afgedaan. Op civielrechtelijke wijze kan tevens op grond van de onrechtmatige daad een vergoeding voor de geleden schade worden gevorderd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten