SSRI´s: serotonine en de bestrijding van depressiviteit
Serontonine-heropnameremmers zijn in relatief korte tijd populair geworden in de behandeling van depressies. SSRI´s
worden voorgeschreven op grond van de aanname dat het dopamine-/
serotoninesysteem in de hersenen in onbalans is bij patiënten met
depressieve klachten. Het blijkt dat slechts een deel van de groep
patiënten met depressiviteit, ook daadwerkelijk een lage
serotoninespiegel vertoont. Jaren geleden is de stelling al onderuit
gehaald: de populatie SSRI-gebruikers ervaart nog steeds depressieve gevoelens als de serononinespiegel eenmaal verhoogd is.
De SSRI´s kunnen nuttig zijn voor patiënten die aan zware angsten
lijden, maar zeer angstige patiënten vormen geen meerderheid binnen de
groep SSRI-gebruikers.
Desondanks worden SSRI´s op dit moment nog steeds voorgeschreven door `gerenommeerde´ psychiaters.
Waarom? Dit is een kritiek punt. Uit de praktijk blijken patiënten te
gemakkelijk opgescheept te worden met een diagnose `angststoornis´ of
`depressie´, om vervolgens zware middelen voorgeschreven te krijgen,
ongeacht of de effectiviteit ervan is bewezen of niet. Het generaliseren
van klachten uit de onderzoeksgroep leidt tot tunnelvisie. Ik vind dat
artsen zich op deze wijze schuldig maken aan nattevingerwerk.
De stemmingsstoornis
Het moge geen raadsel zijn dat
sommige mensen in aanleg zijn belast met een onvermogen om gevoelens van
geluk te ervaren. Bij hen is sprake van depressiviteit in chemische
zin. Patiënten met een stemmingsstoornis kunnen ook moeite hebben om
andere diepe gevoelens te ervaren. Bekende varianten van
stemmingsstoornissen zijn de unipolaire stoornis, bipolariteit
(depressie en hypomane buien) of ultra-rapid cycling. De laatste variant
is er een met heftig wisselende buien: de patiënt kan in een
tijdsbestek van een etmaal zelfs meerdere episodes ervaren. Dysthymie is
een lichtere vorm van depressiviteit.
Van patiënten met een klinische depressie
hoort men wel dat zij vaak niet weten waarom zij onder een depressie
lijden. Er zijn geen aanwijsbare externe factoren die de gevoelens
kunnen verklaren. Zijn die er wel en is er evenwel sprake van een
depressieve stoornis in aanleg, dan verhinderen de externe factoren
mogelijk een adequate diagnose. Omgekeerd kan onterecht genegeerd worden
dat depressieve gevoelens optreden als symptoom van een onderliggend
probleem, waarna een persoon tot patiënt verwordt en de verkeerde
behandeling ontvangt. Waarom een verkeerde diagnose riskant is, leg ik
uit aan de hand van het volgende voorbeeld.
Wat hebben hersencircuits en geluk met elkaar te maken?
O.a.
dopaminereceptoren zijn actief in de beloningscircuits in de hersenen.
Neurotransmitters als endorfine, serotonine, oxytocine en noradrenaline
zijn in hun wisselwerking verantwoordelijk voor het bewerkstelligen van
`geluksgevoelens´. Endorfine neurotransmitters zijn de bekendste
betrokken stoffen bij het veroorzaken van gevoelens van gelukzaligheid.
Endorfines kan men in verband brengen met seksuele gevoelens,
verliefdheid, het onderdrukken van pijn en het gebruik van verslavende
stoffen.
Een kleine disbalans kan zorgen voor
psychisch lijden. Neem bijvoorbeeld
het hormoon `noradrenaline´. Een tekort zorgt voor depressie, een
overschot leidt tot een angstgevoelens. Dit is waar `geluk´ en
`depressie´ elkaar ontmoeten als kernbegrippen.
Beeldvormend
materiaal kan in kaart brengen of het lijden van de patiënt is toe te
schrijven aan een psychische stoornis. Is dit het geval, dan is de
stoornis vaak te verhelpen. Hier is maatwerk van belang: alles staat of
valt met de juiste omschrijving. Een verkeerde diagnose is een slecht
begin en de aanzet tot een reeks inefficiënte behandelmethoden.
Dus.....
Niet
iedere persoon die depressieve gevoelens ervaart, lijdt aan een
depressieve stoornis. Het is belangrijk om hier een onderscheid te
maken. Met bovenstaande omschrijving van de betrokken hersencircuits,
poog ik te schetsen wanneer er wél sprake is van klinisch lijden. Men
dient, wat mij betreft, alert te zijn op het verschil tussen
symptomatische depressie en een op zich staande stoornis. Wat `slechts´
een symptoom is, moet niet als hoofddiagnose worden gesteld (hoofd- en
bijzaken scheiden, ook voor artsen is dat soms een lastige vaardigheid).
In enkele gevallen valt ongelukkigheid toe te
schrijven aan een depressie. Indien dat niet het geval is, kan er
bijvoorbeeld sprake zijn van een bepaalde teleurstelling. Die
teleurstelling vindt de grondslag in iets anders dan een chemisch te
verhelpen disfunctioneren. Niet voor alles bestaat een oplossing: de mens is niet maakbaar.
Het geloof in de maakbaarheid van het eigen geluk, bijvoorbeeld, doet
mensen juist tekort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten