maandag 31 augustus 2015

De (on)zin van SSRI's: de overwaardering van het serotonine-/dopaminesysteem

SSRI´s: serotonine en de bestrijding van depressiviteit
Serontonine-heropnameremmers zijn in relatief korte tijd populair geworden in de behandeling van depressies. SSRI´s worden voorgeschreven op grond van de aanname dat het dopamine-/ serotoninesysteem in de hersenen in onbalans is bij patiënten met depressieve klachten. Het blijkt dat slechts een deel van de groep patiënten met depressiviteit, ook daadwerkelijk een lage serotoninespiegel vertoont. Jaren geleden is de stelling al onderuit gehaald: de populatie SSRI-gebruikers ervaart nog steeds depressieve gevoelens als de serononinespiegel eenmaal verhoogd is.  De SSRI´s kunnen nuttig zijn voor patiënten die aan zware angsten lijden, maar zeer angstige patiënten vormen geen meerderheid binnen de groep SSRI-gebruikers.

Desondanks worden SSRI´s op dit moment nog steeds voorgeschreven door `gerenommeerde´ psychiaters. Waarom? Dit is een kritiek punt. Uit de praktijk blijken patiënten te gemakkelijk opgescheept te worden met een diagnose `angststoornis´ of `depressie´, om vervolgens zware middelen voorgeschreven te krijgen, ongeacht of de effectiviteit ervan is bewezen of niet. Het generaliseren van klachten uit de onderzoeksgroep leidt tot tunnelvisie. Ik vind dat artsen zich op deze wijze schuldig maken aan nattevingerwerk.

De stemmingsstoornis 
Het moge geen raadsel zijn dat sommige mensen in aanleg zijn belast met een onvermogen om gevoelens van geluk te ervaren. Bij hen is sprake van depressiviteit in chemische zin. Patiënten met een stemmingsstoornis kunnen ook moeite hebben om andere diepe gevoelens te ervaren. Bekende varianten van stemmingsstoornissen zijn de unipolaire stoornis, bipolariteit (depressie en hypomane buien) of ultra-rapid cycling. De laatste variant is er een met heftig wisselende buien: de patiënt kan in een tijdsbestek van een etmaal zelfs meerdere episodes ervaren. Dysthymie is een lichtere vorm van depressiviteit.

Van patiënten met een klinische depressie hoort men wel dat zij vaak niet weten waarom zij onder een depressie lijden. Er zijn geen aanwijsbare externe factoren die de gevoelens kunnen verklaren. Zijn die er wel en is er evenwel sprake van een depressieve stoornis in aanleg, dan verhinderen de externe factoren mogelijk een adequate diagnose. Omgekeerd kan onterecht genegeerd worden dat depressieve gevoelens optreden als symptoom van een onderliggend probleem, waarna een persoon tot patiënt verwordt en de verkeerde behandeling ontvangt. Waarom een verkeerde diagnose riskant is, leg ik uit aan de hand van het volgende voorbeeld.

Wat hebben hersencircuits en geluk met elkaar te maken?
O.a. dopaminereceptoren zijn actief in de beloningscircuits in de hersenen. Neurotransmitters als endorfine, serotonine, oxytocine en noradrenaline zijn in hun wisselwerking verantwoordelijk voor het bewerkstelligen van `geluksgevoelens´.  Endorfine neurotransmitters zijn de bekendste betrokken stoffen bij het veroorzaken van gevoelens van gelukzaligheid. Endorfines kan men in verband brengen met seksuele gevoelens, verliefdheid, het onderdrukken van pijn en het gebruik van verslavende stoffen.

Een kleine disbalans kan zorgen voor psychisch lijden. Neem bijvoorbeeld het hormoon `noradrenaline´.  Een tekort zorgt voor depressie, een overschot leidt tot een angstgevoelens. Dit is waar `geluk´ en `depressie´ elkaar ontmoeten als kernbegrippen.

Beeldvormend materiaal kan in kaart brengen of het lijden van de patiënt is toe te schrijven aan een psychische stoornis. Is dit het geval, dan is de stoornis vaak te verhelpen. Hier is maatwerk van belang: alles staat of valt met de juiste omschrijving. Een verkeerde diagnose is een slecht begin en de aanzet tot een reeks inefficiënte behandelmethoden.

Dus.....
Niet iedere persoon die depressieve gevoelens ervaart, lijdt aan een depressieve stoornis. Het is belangrijk om hier een onderscheid te maken.  Met bovenstaande omschrijving van de betrokken hersencircuits, poog ik te schetsen wanneer er wél sprake is van klinisch lijden. Men dient, wat mij betreft, alert te zijn op het verschil tussen symptomatische depressie en een op zich staande stoornis. Wat `slechts´ een symptoom is, moet niet als hoofddiagnose worden gesteld (hoofd- en bijzaken scheiden, ook voor artsen is dat soms een lastige vaardigheid).

In enkele gevallen valt ongelukkigheid toe te schrijven aan een depressie. Indien dat niet het geval is, kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een bepaalde teleurstelling. Die teleurstelling vindt de grondslag in iets anders dan een chemisch te verhelpen disfunctioneren. Niet voor alles bestaat een oplossing: de mens is niet maakbaar. Het geloof in de maakbaarheid van het eigen geluk, bijvoorbeeld, doet mensen juist tekort.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten