Lees hier mijn bespreking van en vergelijking tussen enkele baanbrekende recente publicaties op het gebied van hippocampale neurogenese. Ik ga in op de relevantie van het klinisch stimuleren van neurogenese en maak een afweging van de voordelen en bezwaren in de praktijk van de geneeskunde. De originele titel van het hoofdonderzoek luidt: "Hippocampal neurogenesis regulates forgetting during adulthood and infancy"
Publicatie (AAAS Science, Vol 344, Issue 6184
09 May 2014 ): te vinden via NCBI
Pubmed
Afkortingen
GFP Green Fluorescent Protein: marker via retrovirale injectie (Herpes) in onderzoeksmodellen geïmplementeerd;
Ki67+ Proliferate cellen (géén stamcellen, bredere definitie!);
CA3 Cornu Ammonis 3;
DCX Doublecortin;
LMT Large Mossy Fiber Terminals, projecties axonen gyrus dentatus;
MEM Memantine;
TK Thymidine Kinase;
GAN Ganciclovir
Introductie
Neurogenese
is het proces van acquisitie van nieuwe neuronen en hun projecties, onder meer
in de hippocampus. Neurogenese kan positieve gevolgen hebben voor de
behandeling van ziekten. Vooralsnog is neurogenese voornamelijk in de
hippocampale formatie en bulbus olfactorius aangetoond .
Neurogenese kan onder meer gestimuleerd worden door lichaamsbeweging. Centraal
staat de vraag of neurogenese van invloed is op amnesie.
Abstract
Aan de gyrus dentatus in de hippocampale formatie,
worden gedurende het gehele leven nieuwe neuronen toegevoegd. Centraal staat de
correlatie tussen neurogenese en het vergeten van opgeslagen herinneringen
(langetermijngeheugen). Infantiele amnesie treedt op wanneer het niveau van de
neurogenese het hoogst is. Volwassen amnesie treedt op, wanneer neurogenese ná
het verwerven van de herinnering wordt gestimuleerd. Het mitigeren van
neurogenese ná het verwerven van de herinnering, vermindert infantiele amnesie.
Kader
Relatief recentelijk is de constatering gedaan dat
neurogenese zich gedurende het gehele leven voordoet in zoogdieren. Een studie
uit 1998 heeft aangetoond dat, in het bijzonder in de gyrus dentatus van de
volwassen mens, nieuwe neuronen kunnen worden gegenereerd . In 1905
was het begrip “infantiele amnesie” al onderwerp van een studie door Freud: er
zou verband zijn tussen het hoge niveau van neurogenese in de vroege postnatale
periode van de mens en het vergeten van herinneringen die in deze periode
worden opgedaan .
Er is een sterk vermoeden, dat er correlatie is tussen neurogenese en
infantiele amnesie; tevens wordt de vraag opgeworpen, in hoeverre neurogenese
van invloed is op amnesie in volwassen zoogdieren.
In het hier te bespreken artikel wordt de volgende hypothese onderzocht:
“postnatale hippocampale neurogenese moduleert de persistentie van het
geheugen”. Eerdere publicaties zouden voornamelijk zijn gericht op het effect
van het stimuleren van neurogenese in de hippocampale formatie vóór het
verwerven van nieuwe herinneringen, ofwel: het anterograde effect van
neurogenese op het geheugen. Nieuw
aan deze publicatie is dat het retrograde effect van neurogenese wordt
onderzocht. De functie van de hippocampus is het snel verwerken van nieuwe
informatie. De constatering dat niet alle nieuwe informatie wordt verwerkt, of
dat nieuwe informatie snel vergeten wordt, leidt tot de stelling dat de
hippocampale formatie onderhevig is aan processen die het vergeten van
informatie bevorderen. Neurogenese zou daarmee een functioneel proces zijn ten
aanzien van de verwerkingscapaciteit van de hippocampale formatie.
Relevantie
en vergelijking met andere publicaties
De vindingen uit de hier besproken publicatie lijken aan te
sluiten bij eerder onderzoek: het declaratief geheugen wordt verstoord door
infantiele amnesie; het niveau van neuronale herstructurering van de
hippocampus en de amnesie zijn het hoogst in onvolwassen zoogdieren, waaronder
de mens.
Geslaagde herwinning van een herinnering berust waarschijnlijk op de
reactivatie van de neurale activiteit tijdens de fase van “encoding” (proteïnemodificatie
bij het verwerken van kortetermijngeheugen), zie hierover Richards et al in een
onderzoek uit 2013 .
Het
onderzoek repliceert de vindingen, dat neurogenese persisteert in volwassen
zoogdieren én dat hippocampale neurogenese in positieve zin invloed heeft op de
formatie van hippocampus-afhankelijk geheugen (anterograde mem.); vgl. Deng et
al, 2010 .
Memantine (MEM), in het artikel toegepast
om neurogenese te bevorderen, kan worden gebruikt ter behandeling van
posttraumatisch stresssyndroom (PTSS).
Dat is de hypothese die wordt onderzocht
naar aanleiding van de hier besproken publicatie. Centraal staat de extinctie van fear
conditioned memory. De (re)consolidatie van associatie tussen geconditioneerde
en ongeconditioneerde stimuli (CS-US)
resulteert in langetermijn fear memory. De retrieval van
langetermijngeheugen (retrograde) zou onafhankelijk zijn van de hippocampus
(zie college dr. G.M. van Woerden, “Hippocampus, geheugen en conditionering”
& “Expertisecentrum Erasmus MC”).
Er
zijn echter sterke aanwijzingen dat de reconsolidatie van remote fear memory
wél afhankelijk is van de hippocampus. Long Term Fear Memory wordt
teruggebracht tot een hippocampus-afhankelijke staat, bij blootstelling aan bepaalde
“cues”, de zogeheten “long-context reminders”; Ishikawa et al. concluderen in
hun onderzoek dat bij langdurige blootstelling aan fear context reminders, de
hippocampus actief betrokken in het proces van reconsolidatie van het geheugen.
Voorzichtigheid dient hierbij te worden betracht: de hippocampus wordt slechts
in het proces van reconsolidatie betrokken bij langdurige blootstelling aan
reminders (> 24 h-exposure).
Hoe ethisch verantwoord is het farmaceutisch
stimuleren van neurogenese, teneinde extinctie van conditioned fear memory te
bereiken? De vraag is, of context fear memory wel selectief kan worden
uitgeschakeld. Gaat farmaceutisch geïnduceerde neurogenese niet ten koste van overig
geconsolideerd geheugen?
Fluoxetine, in het onderzoek als gelijkwaardig alternatief voor MEM gebruikt ná
de training van de muizen, induceert amnesie. In 2003 is reeds gemeld dat bij
toediening van fluoxetine, ernstig geheugenverlies als bijverschijnsel op kan
treden ;
ook is in enkele gevallen serotoninesyndroom gerapporteerd.
Memantine wordt momenteel , als zijnde NMDA-receptor-antagonist en
KATP-kanaal-blocker,
voorgeschreven aan
patiënten met Alzheimer.
Het effect van de CaMKII-bevorderende
werking van memantine op het geheugen dient nader te worden onderzocht. Vermoedelijk
worden de neuronale structuren bij Alzheimer-patiënten aangetast door
overstimulatie van NMDA-receptoren. Hiermee consistent is de vinding dat het verlies
van langetermijngeheugen, onder meer activatie van NMDA-receptoren vereist.
Memantine,
enerzijds toegepast om het vergeten van bepaalde herinneringen te bevorderen,
anderzijds om amnesie te remmen: is dit een contradictie? Niet als als
uitgangspunt wordt genomen, dat anterograde amnesie een fase is in het proces
van hippocampus-afhankelijke reconsolidatie, waarmee uiteindelijk “gewenste” selectieve retrograde amnesie zou
moeten worden bereikt: “forget to remember”.
Een
alternatief om context conditioned fear bij PTSS-patiënten te behandelen, is
het selectief uitschakelen van neuronen
in de amygdala. Ook bij die aanpak is
het de vraag of het doel (extinctie CS en US) de middelen heiligt: is het
mogelijk om juist die cellen die betrokken waren bij de fear conditioning/ cue
setting, uit te schakelen? Er zijn nadelige consequenties verbonden aan het
aantasten van de amygdala: valt het natuurlijke beschermingsmechanisme der
angst weg, dan loopt het individu risico zichzelf in gevaar te brengen door
verhoogde “dadendrang” (eveneens een bekend risico bij de toepassing van
SSRI’s).
Eén
kanttekening om bij het onderzoek te plaatsen. De GFP-marker, in de
muismodellen ingebracht door retrovirale injecties, kan niet gebruikt om het
natuurlijk verloop van neurogenese in volwassen dieren te analyseren; slechts
het in kaart brengen van proliferatie is mogelijk met deze marker
Hierover meer in het uitvoerige manuscript “Hippocampal adult neurogenesis: its
regulation and potential role in spatial learning and memory”.
Er ligt een taak voor de wetenschappers om deze onderzoeksmethode te verbeteren.
De realiteit is wellicht te complex om op korte termijn verwachtingen uit te
spreken over het in praktijk brengen van klinische interventie om neurogenese
bij de mens te inhiberen (of andersom, als men geheugenpersistentie wil
remmen). Ten eerste zal een menselijke onderzoekspopulatie aan dit onderzoek
moeten worden onderworpen, wil de betekenis voor de mens duidelijk zijn- het
zodanig doortrekken van de verwachting door te stellen dat wat voor een muis geldt, ook voor de mens
geldt, is niet voldoende. Ten tweede, de
belangenafweging: is het toepassen van klinische interventie op neurogenese
niet een té ingrijpend middel om bijvoorbeeld PTSS of amnesie te behandelen? Bovendien:
verdient het de voorkeur om anterograad geheugen of juist retrograad geheugen
te bevorderen? Dat anterograde en retrograde amnesie nauw verweven kunnen zijn,
blijkt wel uit de hippocampale “cue setting” bij herwinning van fear
conditioned geheugen.
Wat
is uiteindelijk de waarde van het onderzoek uit 2014? In het
onderzoek zijn resultaten uit eerdere publicaties gedupliceerd. Positief aan
het onderzoek is dat de hypothese is verdeeld in functionele subonderwerpen, er
zijn referentiegroepen toegepast om voorlopige resultaten te toetsen op
betrouwbaarheid, de resultaten zijn helder, maar niet pretentieus. Met het
onderzoek wordt vooral een kader geschapen voor onderzoekers om het gebied van
neurogenese en (retrograde) amnesie verder te exploreren.
Er is
correlatie tussen postnatale neurogenese en de persistentie van geheugen. Het
proces van de generatie van nieuwe neuronale stucturen in de hippocampale
formatie (gyrus dentatus en CA3) is in
jonge dieren sterker dan in volwassen dieren. Jonge muizen die in onderzoek aan
fear context conditioning worden onderworpen, vertonen retrograde amnesie, in
tegenstelling tot volwassen muizen, die juist persistentie van het retrograde
geheugen vertonen. Wordt neurogenese in volwassen muizen geïnduceerd door lichaamsbeweging
of klinische interventie, dan treedt bij deze categorie retrograde amnesie op.
Wanneer
natuurlijke neurogenese in jonge muizen
wordt geïnhibeerd, dan blijkt zij persistentie van het retrograde geheugen te
tonen. Om toevalligheden uit te sluiten, is een referentiegroep met gereduceerde
postnatale neurogenese in het onderzoek betrokken. De verminderde vorming van
proliferatiecellen is gerelateerd aan een sterkere retentie van het retrograde
geheugen.
De vinding, dat de inhibitie van neurogenese het
retrograde geheugen versterkt, is een aanknopingspunt voor verder onderzoek
naar de behandeling van retrograde amnesie in mensen. Omgekeerd is natuurlijke
dan wel klinische inductie van neurogenese, een mogelijke interventie van context conditioned
“cues” bij PTSS.
Voorzichtigheid
is wel geboden bij het uitspreken van verwachtingen. De resultaten kunnen niet
zo worden gegeneraliseerd, dat vergelijkbare interventie bij mensen zonder meer kans van slagen heeft. De
subconclusies uit het onderzoek bieden handvatten om dit gebied verder te
exploreren- vooralsnog draagt dit onderzoek vooral bij aan kennis over de
werking van de hersenen.
Mercedes Bouter
Elder
G.A., De Rasperi R, Research update: neurogenesis in adult brain and
neuropsychiatric disorders, Mt. Sinai J. Med, 2006, pp.931-40
Eriksson
P.S., Perfilieva E., Björk-Eriksson (1998) Neurogenesis in the adult human
hippocampus. Nature Medicine 4, 1313-1317
Lieberwirth C.,
Wang Z. (2012). The social
environment and neurogenesis in the adult mammalian brain. Front Hum Neurosci.6:1–19